"Stiekem hadden we haar ontvoerd"

De zorg bij Topaz is veranderd. Het is vrijer en creatiever geworden. Met het organiseren van een aspergeavond, bewoners die dat willen aanspreken met 'je', maar bijvoorbeeld ook met een paar bedsokken breng je bij de bewoners een glimlach op hun gezicht. Wil je weten waarom? Lees dan het verhaal van Marja.

Marja Kroon-van den Berg (53), verzorgende

'Het moet een jaar of vijf geleden geweest zijn toen we voor het eerst een jarige mevrouw mee uit eten namen. Stiekem hadden we haar ontvoerd, want toestemming zouden we toen nooit hebben gekregen. Ze was diabeet, wij waren verantwoordelijk, maar we wisten natuurlijk wat we deden en ze had een geweldige avond. Onder andere deze kleine daad van verzet tegen een van bovenaf opgelegd protocol luidde een nieuwe fase in. Nog maar kort daarvoor was de regel: word niet te close met de bewoners, bewaar professionele afstand. Een bewoner bezoeken in het ziekenhuis waar die tijdelijk lag, kon al leiden tot een standje. Maar gelukkig is de zorg aan het veranderen. Alles is vrijer geworden, creatiever.

Dit voorjaar bijvoorbeeld, tijdens de aspergetijd, bleek dat veel bewoners het misten om zoals vroeger, heel simpel, even naar de aspergeboerderij te rijden en daar een maaltje aan te schaffen. Logisch, zou je zeggen, want zo gaat het nu eenmaal in een verzorgingshuis. Maar langzaam groeit het besef: is het wel zo vanzelfsprekend dat mensen niet kunnen eten waar ze trek in hebben? Waarom zou je bewoners niet meer als individu kunnen benaderen? Dus hebben we een aspergeavond georganiseerd, een aantal bewoners is meegegaan naar de boerderij om ze te kopen. We hebben de keuken bezet en zelf alle asperges gekookt. Het werd een geweldig feest: een lange tafel met allemaal vrolijke mensen, verse eitjes erbij en een ijsbuffet toe; er wordt nu nóg over gepraat.

"Sinds we vaker tutoyeren, lijkt de relatie met de bewoners veranderd."

En echt, luisteren naar wensen betekent niet dat je moet dealen met absurde verlangens. Niemand vraagt om een weekend New York; wel om een avondje André Rieu bijvoorbeeld, en dat proberen we dan te regelen. Een andere bewoner wilde graag aangesproken worden met haar voornaam. “Ik word oma genoemd, mama, mevrouw, maar mijn eigen naam hoor ik nooit meer.” En al houden we ook rekening met mensen die wel met u willen worden aangesproken, sinds we vaker tutoyeren, lijkt de relatie met de bewoners veranderd. Het is of we onderling vertrouwelijker zijn geworden. Voor Henk, die zo’n last had van koude voeten dat ze hem ’s nachts kramp in zijn benen bezorgden, nam ik op een zaterdagmiddag van de Wibra een paar bedsokken mee. Nu slaapt hij veel beter.'