“Ik vraag altijd: wordt de bewoner hier beter van?”
“Ik zit in mijn laatste termijn”, zegt Rosemarie van Troost. “Nog enkele maanden en ik ben geen vicevoorzitter meer van de centrale cliëntenraad Topaz. Dat maakt dit hét moment om terug te blikken.”
Hoe heeft ze de jaren ervaren dat ze via die raad actief is geweest? “De organisatie heeft ons altijd serieus genomen. Daardoor hebben we beter het verschil kunnen maken.”
“Ik heb mijn hele leven in de zorg gewerkt. Zo ben ik onder andere wijkverpleegkundige geweest. En later leidinggevende – zowel in de ouderenzorg als in de thuiszorg. Ook was ik jarenlang betrokken bij V&VN, de landelijke organisatie voor verzorgenden en verpleegkundigen. En het laatste wat ik deed voordat ik met pensioen ging? Een kenniscentrum opzetten en runnen, ter inspiratie van verpleegkundigen en verzorgenden. Zo kon ik mijn ondernemende karakter mooi combineren met mijn inhoudelijke interesse in de zorg en mijn betrokkenheid bij zorgverleners. Dat Van Kleef Instituut bestaat nog steeds, trouwens, en heeft inmiddels meerdere zorgorganisaties als samenwerkingspartners. Ook Topaz, al werd die pas deelnemer toen ik al bij het instituut vertrokken was.”
Gevoel bij de zorg krijgen
“Het was niet dat ik altijd gedroomd had van een baan in de zorg. Mijn keus voor de sector was vooral praktisch. Ik kwam uit een arbeidersgezin met weinig geld en ik wilde snel financieel zelfstandig worden. Een opleiding verpleegkunde was daarvoor handig: je kon dan al tijdens je studie betaald aan het werk. Pas toen ik daadwerkelijk in de zorg aan de slag ging, kreeg ik er een gevoel bij. Ik vond het er fantastisch en heb de sector nooit meer verlaten. Wat ik precies fijn vind? Dat ik echt iets voor mensen kan betekenen. Als zorgverlener voelde ik vaak direct de waardering van patiënten of cliënten. Als leidinggevende of bestuurslid gebeurde dat minder, maar kon ik wel op grotere schaal impact maken met mijn kennis en ervaring.”
“Ook na mijn pensioen wilde ik die impact blijven maken. Daarom reageerde ik op een vacature van Topaz voor haar centrale cliëntenraad. En werd ik aangenomen als secretaris – nu bijna acht jaar geleden. In deze rol bereidde ik de raadsvergaderingen voor, waar ik vervolgens zelf actief aan deelnam. Later werd die voorbereiding overgenomen door een ambtelijk secretaris en deed ik mee onder een andere titel: ‘vicevoorzitter’. Maar die aanpassing veranderde niets aan mijn houding. Zo stel ik bij alle beleidsstukken van de organisatie al sinds dag 1 de vraag: ‘Wordt de bewoner hier beter van?’ En vaak gaat daar nog een vraag aan vooraf: ‘Is het voor iedereen duidelijk wat er in de stukken staat? Interpreteren we alles hetzelfde?’”
Serieus zijn over seks
“Vaak zijn beleidsplannen geschreven in onnodig moeilijke taal. Dat kan verwarring opleveren. We vragen de organisatie dan om zaken te herschrijven in gewone-mensentaal. Zoals we ook aan de bel trekken als we niet zien hoe voorgesteld beleid beter is voor bewoners. De organisatie moet met zulke opmerkingen aan de slag, want nieuw beleid mag van de wet niet uitgevoerd worden zonder ons positieve advies. Uiteraard geven we onze feedback op een professionele en vriendelijke manier. Niemand heeft er wat aan als onze relatie met de organisatie verslechtert. Oplossingen raken dan buiten bereik. En Topaz zal minder ontvankelijk zijn voor de ongevraagde adviezen die we af en toe geven.”
“Zo heb ik wel eens aangekaart dat er nog te weinig aandacht was voor de behoefte van bewoners aan fysieke intimiteit. Dat er voor hen meer mogelijkheden voor seks moesten komen. En dat dit dus een serieuzer gespreksonderwerp moest worden onder leidinggevenden en medewerkers. De organisatie pakte mijn advies uitstekend op. Zo kwamen er bedden die makkelijker aan elkaar geschoven kunnen worden. Die ‘duobedden’ maakt vrijen nu eenvoudiger. En de seksmedewerker die al in één van de Topaz-huizen actief was, lichtte medewerkers in andere huizen voor over haar werk.”
Bepalen wat het beste is
“Om bewonersbelangen goed te kunnen behartigen, is het nodig hen te spreken, naar hen te luisteren, hen te kennen. Daarom loop ik zelf wel eens een Topaz-huis binnen om een kijkje te nemen. En ben ik blij dat er in onze centrale cliëntenraad een heel scherpe bewoner zit. Ook in de lokale cliëntenraden – één per Topaz-huis, met elk een vertegenwoordiger in de centrale cliëntenraad – zitten zoveel mogelijk bewoners. Maar omdat de meeste ouderen dementie hebben, bestaan die cliëntenraden wel vooral uit mantelzorgers, net als onze centrale cliëntenraad. Zij kunnen goed inschatten wat bewoners willen. Al blijft het soms moeilijk te bepalen of wat bewoners willen ook het beste voor hen is.”
“Neem de situatie aan het begin van de coronatijd. Alle Topaz-huizen moesten dicht; er mocht van de overheid geen bezoek meer komen. Voor bewoners en mantelzorgers was het erg moeilijk elkaar niet meer te zien. Net als het bestuur moesten ook wij als centrale cliëntenraad een standpunt innemen. Om sterfgevallen te voorkomen adviseerden we uiteindelijk om te doen wat de overheid vroeg. Maar we kwamen ook al snel met een aanvullend advies: bedenk zo gauw mogelijk manieren waarop wél contact mogelijk is. Bijvoorbeeld buitententen waarin bewoners en bezoekers elkaar kunnen zien door een doorzichtig doek. Dat advies pakte de organisatie direct op.”
Volop waardering krijgen
“Topaz heeft ons altijd serieus genomen. Daardoor hebben we beter het verschil kunnen maken. Ik kwam hier vanwege de functie, niet vanwege de organisatie. Maar gaandeweg is Topaz me wel na aan het hart komen te liggen. Ik zie hoe waardig bewoners behandeld worden, al kunnen ze vaak weinig meer. Hoe de organisatie als uitgangspunt heeft dat het hele leven telt – tot en met de laatste fase daarvan. En hoe zij daarom haar best doet om het leven van bewoners zo aangenaam mogelijk te maken, ook als dat nog maar kort duurt. Bovendien zie ik hoe Topaz veranderingen doorvoert zonder medewerkers het gevoel te geven dat hun aanpak tot nog toe verkeerd was. Die medewerkers moeten volop waardering krijgen, zeg ik ook altijd. Want dat verdienen ze. En het is essentieel voor hun motivatie. Alleen dan kunnen ze zich met hart en ziel blijven inzetten voor bewoners.”